Palliatieve Thuiszorg

Onderzoek wijst uit dat veel mensen thuis, of in een omgeving die als thuis voelt, willen sterven. De begeleiding van patiënten in deze laatste levensfase is voor huisartsen een intense ervaring die veel van hen vraagt en soms ook leidt tot onzekerheid. Uit de praktijk blijkt dat huisartsen, maar ook wijkverpleegkundigen met ruim 90 procent zekerheid een inschatting kunnen maken welke patiënten in hun praktijk binnen een jaar zullen overlijden. Op deze groep patiënten in de huisartsenpraktijk richt de PaTz methodiek zich en is de toegevoegde waarde voor zowel de patiënt als de zorgprofessionals het grootst.

Roset ziet een rol weggelegd voor het aanjagen en implementeren van vernieuwing in de zorg. Na enkele jaren proefdraaien in Amsterdam en vervolgens Rotterdam blijkt dat de PaTz methodiek effectief is. Eind 2015 vroeg de landelijke Stichting PaTz aan Roset de PaTz-methodiek te implementeren in Twente. Roset heeft de rol van aanjager en vernieuwer enthousiast opgepakt.

Er werd een werkgroep met inhoudelijke sleutelfiguren gevormd. Hierin zitten naast Roset, drie kaderartsen Palliatieve Zorg, het IKNL, netwerkcoördinatoren en twee palliatief verpleegkundigen. Roset organiseerde samen met de werkgroep een druk bezochte informatieavond voor huisartsen en wijkverpleegkundigen uit de regio Twente.

Momenteel inventariseert de werkgroep de belangstelling onder huisartsen voor deelname aan een PaTz groep. De volgende stap is het organiseren van PaTz-groepen samen met geïnteresseerde en enthousiaste huisartsen en wijkverpleegkundigen. De belangstelling voor deelname aan een PaTz groep in Twente is onverwacht groot, wat betekent dat de huisarts deze problematiek herkent en de vernieuwing als relevant ervaart.

Hoe werkt het en wat levert het op?

In een PaTz-groep komen huisartsen en wijkverpleegkundigen zes keer per jaar bijeen om, met behulp van een palliatief zorgregister, patiënten te markeren voor de palliatieve fase. De nadruk wordt gelegd op het vroegtijdig herkennen van de palliatieve fase en het proactief inzetten van beleid. Op die manier worden de te verwachten zorgproblemen tijdig in kaart gebracht.

Uit onderzoek blijkt dat door te werken in deze PaTz-groepen, de organisatie en kwaliteit van de palliatieve thuiszorg verbetert. Wensen en behoeften van de patiënt worden eerder in kaart gebracht en besproken met zowel patiënt als naasten. Er is betere communicatie tussen de huisarts en wijkverpleegkundige en er worden afspraken gemaakt over de nodige zorg en behandeling. De groepen vormen een ‘veilige’ omgeving voor intervisie; angsten en onzekerheden kunnen besproken worden en meeleven en emotionele ondersteuning zijn belangrijke elementen.