Twentse partners slaan handen ineen voor kwetsbare oudere

Ouderen wonen steeds langer thuis. Doordat de leeftijd van de oudere hoog is, is de kans op verschillende aandoeningen groter. De zorg rondom deze kwetsbare oudere is complex. Als zich een incident voordoet, ontstaat vaak meteen een crisissituatie en wordt een kwetsbaar oudere noodgedwongen opgenomen in het ziekenhuis, waar het dan geregeld ten onrechte en te lang een bed bezet houdt. Iedereen die in de zorg werkt, zal dit beeld herkennen. Daarom moet de zorg voor kwetsbare ouderen in Twente snel veranderen, vinden zowel de huisartsen, het ziekenhuis, de VVT-instellingen, de verzekeraar als het zorgkantoor. En dus zijn de handen ineengeslagen, met Irma IJsseldijk van Roset als procesbegeleider.

Op papier is het vrij simpel; veel zorg voor kwetsbare ouderen valt onder de huisarts. Maar volgens directeur Janke Snel van de Federatie Eerstelijnszorg Almelo ligt dat in de praktijk complexer. “Omdat de ouderen steeds langer thuis wonen, neemt hun kwetsbaarheid alleen maar toe. Ze komen te vallen, breken iets en komen bij de spoedeisende hulp terecht. En waar ze normaal gesproken na de ontvangen hulp weer naar huis zouden moeten, blijkt opeens dat er meer en ook andersoortige problemen zijn, waardoor de thuissituatie gewoon niet meer geschikt is. Dus moet de huisarts er voor zorgen dat de patiënt thuis alles goed geregeld heeft en niet in crisis raakt. En hoe beter die eerstelijnszorg met behulp van andere partijen geregeld is, hoe meer opnames op de eerste hulp je daarmee zou kunnen voorkomen. Alleen omdat je eerder kunt inspelen op de situatie.”

60% ligt op een verkeerd bed

Onderzoek heeft aangetoond dat landelijk gezien zo’n 60% van de ouderen (65+) die de SEH bezoeken, géén tweedelijns spoedzorg nodig hebben. Ook in Twente is dat niet veel anders. Programmamanager Hans Semmekrot van ZorgAccent: “Daarmee zijn we in een situatie terechtgekomen die we maatschappelijk niet meer verantwoord vinden. De huisartsen, het ZGT, Carint Reggeland, Trivium MeulenbeltZorg en ZorgAccent hebben daarom de handschoen opgepakt en zijn rond de tafel gegaan. Daarbij schoof ook Menzis als verzekeraar aan voor de wijkverpleging, de geriatrische revalidatie en het eerstelijnsverblijf, maar ook Menzis als zorgkantoor voor de WLZ om voor de doorstroom te zorgen. In die bijeenkomst zijn de hoofdthema’s vastgelegd die dit complexe probleem moet oplossen.”

Observatieafdeling voor ouderen

Janke Snel: “Het eerste wat we hebben opgepakt is het probleem op de eerste hulp waar kwetsbare ouderen een bed bezet houden. Deze ouderen gaan na de SEH naar een bed in een instelling of worden (onnodig) opgenomen in het ziekenhuis. Daar kwam eigenlijk vrij snel naar voren dat er een observatieafdeling voor ouderen moet komen en daar zijn we inmiddels zo ver mee dat dit nog voor de zomer een feit zou moeten kunnen zijn. Als een patiënt in “crisis” is, maar geen ziekenhuisopname noodzakelijk is, kan een huisarts de patiënt laten opnemen op een observatieafdeling.  Op die afdeling wordt binnen twee weken bekeken waar iemand naartoe moet. Nu duurt zo’n indicatiestelling vaak wel acht weken. Dat is veel te lang.” Semmekrot vult aan: “Daarnaast komt er een coördinatiepunt waar zorgverleners naartoe kunnen bellen als zij hulp zoeken voor hun patiënt. Nu moet iedere huisarts nog urenlang rondbellen naar allerlei instanties om ervoor te zorgen dat iemand onder dak komt en als derde speerpunt hebben we gesteld dat het zeer wenselijk is dat de specialisten ouderengeneeskunde die nu werkzaam zijn binnen de verschillende instellingen hun triageprocessen meer op elkaar afstemmen, maar ook dat zij meer naar buiten moeten treden en hun kennis kunnen overbrengen in de eerste- of tweedelijnszorg. Tot slot willen we er voor gaan zorgen dat een WLZ-aanvraag bij het CIZ verkort kan worden tot maximaal een week.”

Te weinig specialisten ouderengeneeskunde

Al met al hele ambitieuze plannen, maar volgens Semmekrot dringend noodzakelijk: “Omdat we bovendien het probleem hebben dat er te weinig specialisten ouderengeneeskunde zijn, kunnen we gewoon niet alles realiseren. Daarom is het heel belangrijk dat de drie grote VVT-organisaties dit gezamenlijk doen. Wij kunnen het gewoon niet meer alleen, maar willen het doen via samenwerking en binnen wettelijke kaders.”

Minder markt voor organisaties van ouderenzorg?

Volgens Janke Snel hoeft het allemaal niet meer zo’n probleem te zijn: “De besturen van alle organisaties hebben al ‘ja’ gezegd, dus we kunnen gewoon aan de gang. Het is ook een prachtig project. Ik vind het heel mooi dat we het met z’n allen doen, maar ook zeer noodzakelijk. Wij worden steeds meer geconfronteerd met instellingen die ‘iets beginnen met ouderenzorg’. Allemaal leuk en aardig, maar huisartsen hebben best last van organisaties die maar iets beginnen, want die huisarts is wel verantwoordelijk voor zijn patiënt. De kwaliteit van zorg in deze organisaties moet wel in orde zijn, anders hebben de huisarts en de huisartsenpost een probleem. Bij de kwaliteit van zorg zetten we soms wel een vraagteken.”

“Ik ben dan ook heel blij dat minister De Jonge heeft gezegd dat marktwerking in de zorg te ver is doorgeschoten en dat hier wat aan gedaan moet worden. En hoewel ik de keuzevrijheid van de patiënt hoog heb zitten, zou ik het niet verkeerd vinden dat we met minder VVT-instellingen te maken zouden hebben.  Alleen al in Almelo hebben huisartsen te maken met meer dan dertig thuiszorgorganisaties. Daar word je toch niet goed van? Want met wie praat je als het gaat om mevrouw Jansen of meneer Pietersen? Soms denk ik nog wel eens terug aan dat Wit-Gele Kruis van vroeger. Dat was misschien nog niet zo verkeerd.”

Oppoetsen van een verroest systeem

En hoe mooi alle plannen ook klinken, het lijkt nog steeds het oppoetsen van een verroest systeem. Semmekrot daarover: “Het liefst zouden we een volledig nieuw blad tekenen, maar dat kan niet. Zolang de kaders niet veranderen, kunnen wij niets. Er zijn wel experimenteergelden rondom kortdurend verblijf, maar die zijn allemaal nog in de marge. Om echt stappen te maken moeten wij ketenafspraken maken over de domeinen heen. Dat vraagt van alle betrokkenen risico’s durven nemen en ook dat men uit ieders eigen comfortzone durft te komen. We gaan het niet vandaag oplossen, maar we zijn op de goede weg. Dus moeten we continu op zoek naar methoden die niet zorgen voor een enorme stijging van de kosten. En hoewel het ons misschien allemaal wel wat te langzaam gaat, zijn we ons ook heel goed bewust van de vele belangen die spelen. Maar uiteindelijk willen we streven naar een soort geriatrisch netwerk, waarin alles bij elkaar komt.”